Boren is weten ‘Grasveldkunde voor de golfbaan’

Bron: GreenTechPower

Opleidingen voor greenkeepers van golfterreinen en sportvelden zijn in ons land nauwelijks te vinden. Daarom organiseerde de Greenkeepers Association of Belgium (GAB) en de Vlaamse Vereniging voor Golf (VVG) een 8-daagse opleiding ‘Grasveldkunde voor de Golfbaan’. We spraken na de les met Ernst Bos, de lesgever van de opleiding. Deze man is de bezieler achter het Praktijkcentrum Sport & Golf uit het Nederlandse Apeldoorn.

Praktijkgerichte aanpak
Ernst Bos is meer dan lesgever, want vanuit zijn opleiding in de agrarische milieukunde ligt de combinatie van milieu en grasveldbeheer hem nauw aan het hart. Hij spreekt vanuit zijn praktijkervaring en weet op die manier met een minimum aan theorie de studenten geboeid te houden en net datgene over te brengen wat ze in hun beroep als greenkeeper daadwerkelijk nodig hebben. Naast het verwerken van kennis staat vooral een gerichte aanpak op het programma. Puur praktijk dus.

Waar gaat het over?
Vooral op de greens wordt het uiterste van het gras gevraagd. Van de greenkeeper wordt verwacht dat hij een specialist is op het gebied van grassen, bodem, waterhuishouding en bemesting. En dat hij de verbanden tussen deze elementen leert leggen. In de cursus wordt dieper ingegaan op de groei, vitaliteit en eigenschappen van golfgrassen en ongewenste grassen en kruiden. Aan de student wordt aangeleerd hoe hij een grondboring doet en laborapporten en kengetallen interpreteert.
Op die wijze kan hij gestructureerd kijken naar de grasmat, de bodem en de waterhuishouding. Dat wordt aangevuld met een deel bemestingsleer.
Het doel is dat de student na 8 lesdagen van theorie en praktijk de kwaliteit van een grasmat voor de korte én de langere termijn kan beoordelen en de juiste keuzes op vlak van onderhoud en bemesting beter kan onderbouwen.

Een dagje op cursus
We hadden de gelegenheid om op derde cursusdag een namiddagje mee aan te sluiten bij de groep die aan de opleiding begonnen was. Als handboek kregen we een overzichtelijke cursus waarin de belangrijkste dingen op een eenvoudige manier werden voorgesteld. Geen plantenziektes die je moest herkennen op slechte zwart-witfoto’s maar helder en degelijk kleurenmateriaal. Op een praktisch logische manier legde lesgever Ernst Bos uit hoe de samenhang tussen planten en bodemleven in elkaar zat, wat de invloed en de verbanden tussen de verschillende elementen zijn en hoe we als greenkeeper hierop kunnen inspelen. Hoe meer we begrijpen hoe alles met elkaar in verband staat, hoe meer succes we kunnen hebben met volledig ‘biologisch’ onderhoud van onze terreinen.
En dat maakt deze cursus net waardevol: leren hoe dingen werken en elkaar beïnvloeden. Bos wil de deelnemers mee betrekken bij het geheel. Studenten die zich willen verstoppen in de groep worden op een aanstekelijke manier mee in de groep getrokken; een ietwat speelse manier van lesgeven die de jongens echt bij de les doet blijven. Aan het tweede deel van de namiddag trokken we met grondboor en materiaal op stap om stalen te nemen op het terrein. Technisch weten hoe de dingen met elkaar in verband staan is één. Waarnemen en interpreteren wát je ziet in de praktijk kunnen omzetten, daar maak je het verschil met iemand die zijn terrein of sportveld niet kent.

GreenTechPower: ‘Wat wil je bereiken met deze opleiding? Wat mogen de deelnemers verwachten na 8 dagen?’
Ernst Bos: ‘Een cursus is een uitwisseling van kennis met andere greenkeepers en met de kennis die de leraar heeft. Het is een heen-en-weer gebeuren. Wat de deelnemers eruit halen hangt voor een groot deel van henzelf af. Mijn hoofddoel is om de mensen kritischer en zelfstandiger te maken. Iemand die deze opleiding grondig volgt en in de praktijk brengt, is klaar om 100% ecologisch te kunnen werken op zijn terrein.’ Op deze 8 dagen kun je natuurlijk nog niet die kennis overbrengen die je in een heel schooljaar assistenthoofdgreenkeeper meegeeft. Maar je kunt jezelf er aardig mee uit de slag trekken. De eindproef komt ergens hierop neer: iedereen krijgt enkele vierkante meters op het terrein aangewezen en er wordt gevraagd van die in kaart te brengen. Wat zie ik en hoe interpreteer ik het.

GTP: ‘Is er voorkennis vereist voor mensen die deze opleiding willen volgen?’
Ernst: ‘Technisch komen vakken als fysica, biologie en chemie aan bod. Greenkeepers die deze opleiding volgen, hebben best enkele jaren ervaring want de agronomiekant van het verhaal is heel belangrijk: gras, water, bodem, bemesting,…’

GTP: ‘Weinig bemesting en geen spuitmiddelen meer gebruiken. Wordt het beroep van greenkeeper nu moeilijker? Is meer opleiding en bijscholing nodig?’
Ernst Bos: ‘Zeker. Maar het gaat verder dan enkel de bemesting en spuitmiddelen. Het is een soort bewust worden van wat er allemaal speelt. Welke grassoorten zijn er en hoe herken ik ze? Is de grasmat gezond en zo niet wat kan ik eraan doen?
Moet ik renoveren? Het is belangrijk om gestructureerd naar een toplaag te leren kijken, naar de grondsamenstelling en van daaruit beslissingen te leren nemen. Verder gaat het over de samenhang tussen bodem en grasmat. Ik hecht er veel belang aan om keuzemogelijkheden aan de deelnemers te laten zien; er is een grote ommezwaai tegenover vroeger waar men veel te snel naar chemische oplossingen zocht. Die natuurlijke processen moeten we uitleggen, want natuur staat tegenover kunstmatig opgebouwd. Op vlak van bemesting zijn we wettelijk
verplicht naar een lager bemestingsniveau te gaan. Wat voor weerslag heeft dat op de processen in de grond? Het beroep van greenkeeper is nog nooit zo boeiend geweest als nu.’

GTP: ‘Zij jij verschillen tussen de aanpak in België en in Nederland?’
Ernst Bos: ‘In Nederland vergaderen wij geregeld met onze zeven onafhankelijke adviseurs om samen op dezelfde lijn te staan. Wij hebben tegenover de overheid ons eigen plan geschreven dat gedragen wordt door de sector. In deze ‘Green Deal’ hebben wij zelf uiteen gezet hoe wij de sector de komende jaren gaan aanpakken; daarmee voorkomen we dat er maatregelen gaan worden opgelegd waar niemand mee tevreden is. De ‘Green Deal’ Sport is een samenwerkingsovereenkomst tussen diverse partijen met als doel om in 2020 geen gewasbeschermingsmiddelen meer te gebruiken op sportvelden. De partijen die deze ‘Green Deal’ hebben ondertekend, zijn de ministeries van Infrastructuur & Milieu en Economische Zaken, NOC*NSF, Nederlandse Golf Federatie (NGF), Nederlandse Greenkeepers Associatie (NGA), Nederlandse Vereniging van Golfaccommodaties (NVG), Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek (BSNC), Branchevereniging VHG en Cumela Nederland.’

‘Eigenlijk heb ik als adviseur de bedoeling om mezelf zo snel mogelijk misbaar te maken.’

GTP: ‘Welke opleiding heb jij gevolgd?’
Ernst: ‘Ik heb agrarische milieukunde gestudeerd aan de hogere landbouwschool. Daarna ben ik een tijdje aan de slag geweest met milieukundig bodemonderzoek. In Velp volgde ik nog een opleiding aan de hogere bosbouw- en natuurschool en ben erna meer dan 20 jaar verbonden geweest aan de IPC Groene Ruimte. Gras is eigenlijk steeds de groene draad door mijn loopbaan geweest. Nu organiseer ik de opleiding sportveldbeheerder en heb ik meerdere boeken over dit onderwerp geschreven.’

GTP: ‘Hoe is deze opleiding ontstaan? Want een opleiding geven is toch ook concurrentie voor je job als adviseur?’
Ernst: ‘Ik organiseerde eerder al een opleiding sportveldbeheerder en terreinmeester. Deze is verder uitgediept tot onderhoud en planmatig beheer; een visie op lange termijn dus. Renovatieplannen maken, rekenen,… een koppeling van techniek en management. Er is zoveel dat op ons afkomt waardoor we snel moeten schakelen: milieu en economie gaan immers hand in hand. Ik merk dat ik als adviseur niet overal tegelijk kan zijn. Dat inzicht is de aanzet geweest om lessenpakketten samen te stellen: mensen zelfstandig leren werken en denken. Ik vind kennis in een greenkeepersteam belangrijk om bij afwisseling van de wacht alles te kunnen laten doorgaan. Greenkeeping is een job op lange termijn.’

GTP: ‘Voorzie je ook om deze opleiding voor de Waalse greenkeepers te organiseren?’
Ernst: ‘Laten we eerlijk zijn, ik ben de Franse taal niet machtig. Maar mocht er zich iemand aandienen, die de materie kent en dat in het Frans wil mee uitdragen dan sta ik daar zeker voor open. Op dit moment wil ik de opleiding volledig op punt hebben vooraleer verdere stappen te zetten.’ ■